zaterdag 13 december 2003 | 21.00 uur - Nicolaïkerk |
zaterdag 13 december 2003 |
21.00 uur - Nicolaïkerk |
De Tonen van de Tekst
Asko Kamerkoor
Programma
Jos Kunst (1936-1996) | - | Gezicht op de tweede zee |
Luigi Nono (1924-1990) | - | Sarà dolce tacere |
Fabio Nieder (1957) | - | Im Kopf |
Emmanuel Nu?es (1941) | - | Minnesang |
Liefdeslyriek voor stemmen en synthetische klanken
Het Asko Kamerkoor richt zich op de uitvoering van kamerkoorwerken uit de twintigste en eenentwintigste eeuw. Het kamerkoor zoekt gericht naar werken die actueel en grensverleggend zijn en uiteraard artistiek op hoog niveau staan. Het koor werd in 1978 opgericht en staat sinds die tijd onder leiding van Jos Leussink.
Door een geheel eigen, unieke plaats die het Asko Kamerkoor heeft in het Nederlandse muziekleven heeft het kamerkoor haar enthousiasme voor de hedendaagse muziek aan menig zanger kunnen overdragen. Het is het enige kamerkoor op semi-professioneel niveau dat uitsluitend eigentijdse muziek programmeert. Daarmee is het Asko Kamer-koor een belangrijke schakel tussen hedendaagse componisten en het publiek en vervult het een voortrekkersrol in de muziekpraktijk.
De titel van dit concert heeft betrekking op de unieke tekstbehandeling van de componisten van wie werken zijn geprogrammeerd. Tekst (of onderdelen daarvan) worden als muzikaal element beschouwd die geintegreerd worden in de muzikale structuur. Voorwaarde is dat het muzikale idioom een dergelijk nieuw element in zich kan opnemen. Deze componisten voldoen aan die voorwaarde; hun koormuziek staat geheel open om het avontuur aan te gaan, waarbij hun muziek wordt verrijkt met de klanken van woorden, dat wil zeggen zowel de ruis- als de 'vocale' geluiden daarvan. Er blijkt een samenhang te bestaan tussen deze uitgebreide, gedifferentieerde stemtechnieken en gedifferentieerde bezettingen: alle werken zijn gezet voor solistisch bezet kamerkoor.
Jos Kunst (1936-1996) componeerde
Gezicht op de tweede zee in de eerste helft van de zestiger jaren op de cyclus
Een winter aan zee van Adriaan Roland Holst. Dynamiek en melodie ontrekken zich aan iedere voor de hand liggende retorische benadering. Ze blijken een volstrekt autonoom onderdeel van een streng en compact muzikaal discours dat zijn eigen wetten kent en dat niettemin leidt tot een verhevigde werking van de gezongen tekst. (Dit werk is een première.)
Eenzelfde benadering vinden we in
Sarà dolce tacere van Luigi Nono (1924-1990). De tekst van Cesare Pavese knipt hij in de kleinste onderdelen om die afzonderlijk toe te wijzen aan een of meer van de acht stemmen. Paradoxaal is de minutieuze ritmiek waarom hij vraagt. Die wordt tegelijk verdoezeld door voortdurende tempoveranderingen. Het draagt bij tot het abstraheren van de tekst die eerder om zijn betekenis dan om zijn verstaanbaarheid wordt gezongen.
Fabio Nieder (1957) schreef
Im Kopf (1994/1999) - voor vijf vocalisten en vier buisklokken - op een tekst van de Duitse mysticus Jakob Böhme. Hier is dynamiek niet zozeer een onderdeel van de muzikale structuur (zoals bij Kunst en Nono), maar in de eerste plaats dienstbaar aan een lyrisch dramatische retoriek die, hoe abstract soms ook, in de fijnste nuances van melodie, ritme, klankkleur en zingmanieren is vastgelegd.
Ook Emmanuel Nu?es (1941) koos een tekst van Jakob Böhme, die hij in
Minnesang (1976) zette voor 12 stemmen, die paarsgewijs in de ruimte staan opgesteld. Zingen wordt gecombineerd met spreken. Dit laatste doen de vocalisten niet alsof ze reciteren voor een publiek, maar meer alsof ze voor zichzelf hardop lezen. Het levert een extra klanklaag op die contrasteert met de gezongen tekst, aanvankelijk in E groot, en die geleidelijk complexer wordt van samenklank. Onnodig te zeggen dat hij de ruimtelijke opstelling van de zangers ten volle benut, aldus een extra dimensie toevoegend aan dit monumentale werk.
Top
[Home]