Programma-archief 2003  
zaterdag 22 februari 2003

Klinkende Munt


zaterdag 22 maart 2003

Open Performance Site VI


zondag 11 mei 2003

Harry Sparnaay en Silvia Castillo


zondag 8 juni 2003

The Gents - Nederlandsche Meesters


zaterdag 21 juni 2003

Extra concert Museumnacht


zondag 13 juli 2003

In memoriam Anton Heiller


zondag 3 augustus 2003

50 jaar Sweelinck-orgel


zondag 31 augustus 2003

Mistica y Ritual


zondag 7 september 2003

Bach Cantateconcert


zaterdag 8 november 2003

Meer klanken uit één koor


zaterdag 13 december 2003

De Tonen van de Tekst



Nicolaiconcert

De Stichting Culturele Evenementen Nicolaikerk presenteert de Nicolaiconcerten.


Kaartverkoop vindt vanaf een half uur voor aanvang van het concert plaats bij de ingang van de Nicolaïkerk. De concerten duren ongeveer 45 minuten.

Het actuele programma is te vinden in de Agenda.

De Nicolaikerk is gelegen aan het Nicolaaskerkhof in de zuidelijke binnenstad van Utrecht (Zie Stadsplattegrond Utrecht).


 


zaterdag 22 februari 2003 21.00 uur - Nicolaïkerk


zaterdag 22 februari 2003
21.00 uur - Nicolaïkerk

Klinkende Munt


Trio Pétillant




Zee en handel zijn wel bijna synoniemen te noemen voor Amsterdam en Venetië in de 17e eeuw. Hoewel de economische macht van Venetië in deze periode afnam en die van Amsterdam juist groeide (denk aan de oprichting van de V.O.C., 400 jaar geleden) zijn beide steden in die tijd glanzende centra van zeehandel, ambacht, wetenschap, kunst en cultuur.

Het muziekleven in de twee steden had echter een duidelijk verschillend karakter. Venetië kon bogen op een rijke en professionele muziekcultuur, eerst geconcentreerd rondom het katholieke centrum van de San Marco kerk (waar o.a. Claudio Monteverdi werkzaam was), later in de verschillende operahuizen. In het calvinistische Amsterdam was de muziekbeoefening meer een geliefde bezigheid van welgestelde amateurs, die voornamelijk in huiselijke kring musiceerden, ook binnen de befaamde Muiderkring. Onder de professionele musici vinden we hier namen als Hacquart en Schenck.
Daarnaast was (en is) muziek natuurlijk ook handel. Venetië was rond 1600 het onbetwiste centrum van de commerciële muziekuitgeverij (de befaamde edities van Gardane, Scotto, en Vincenti), terwijl mensen als Paulus Matthysz. in de 17e eeuw Amsterdam in dit opzicht op de kaart zetten.
Voor het programma Klinkende Munt selecteerde Trio Pétillant Amsterdamse en Venetiaanse 17e-eeuwse muziekuitgaven en koos voor composities van o.a. Frescobaldi, Selma, Herwich, Padbrué en Schenck.

Website: http://home.wanadoo.nl/michaelhinderink/

 



 

Top


 


zaterdag 22 maart 2003 21.00 uur - Nicolaïkerk


zaterdag 22 maart 2003
21.00 uur - Nicolaïkerk

Open Performance Site VI

i.s.m. de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht.

In 1998 vond de allereerste aflevering van de Open Performance Site plaats. Toen vermeldde de flyer:
De Stichting Culturele Evenementen Nicolaïkerk presenteert in dit seizoen voor het eerst de Open Performance Site, een podium voor nieuwe muziek in innovatief theater: van andere continenten, maar ook locaal, voortbouwend op de traditie van eeuwen geleden, in de ruimte van de middeleeuwse Nicolaïkerk. Componisten, ensembles en performers worden uitgenodigd hun nieuwste werk te tonen. Een doorlopende voorstelling, in deze zeer bijzondere ruimte, belooft de aanzet te worden voor een boeiende aanvulling op het culturele leven in Utrecht.

Sindsdien hebben talloze wereldpremières plaats gevonden van muziek (akoestisch, electronisch, computercomposities), dans (waaronder een nieuwe choreografie voor zes dansers en computermuziek) en multidisciplinaire performance (waaronder visuele kunsten met diaprojectie, beamers enz.). Sinds 1999 heeft de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht in belangrijke mate bijgedragen aan het geheel.

Bijzonder in 2003 is de samenwerking met choreografen in opleiding van de Rotterdamse Dansacademie, die zullen zorgen voor beweging en dans.

 



 

Top


 


zondag 11 mei 2003 15.30 uur - Nicolaïkerk


zondag 11 mei 2003
15.30 uur - Nicolaïkerk

Harry Sparnaay en Silvia Castillo

Harry Sparnaay - basklarinet
Silvia Castillo - orgel

Jacques Maassen - beiaard

    Matthias Kadar - ELEVENT
    voor basklarinet en orgel
    Joji Yuasa - Bass clarinet solitude
    voor basklarinet solo
    Ignacio Baca-Lobera - Estudio
    voor basklarinet en orgel
    Ton Bruynèl - Relief
    voor orgel en tape
    Roderik de Man - Con toda el Alma
    voor basklarinet en orgel
    nrs.1,3,5 :eerste uitvoering in Nederland

Het stuk ELEVENT van Matthias Kadar is geschreven voor Harry en Silvia Sparnaay. Belangrijk in dit stuk is het om een gemeenschappelijke klankleur uit het orgel en de Basklarinet te maken. 'ELEVENT' is een woordspeling op 'éléphant' en het 'participe présent' van 'élever' in het Frans, 'en élevant' en het woord 'vent' (wind). Deze woordspeling zegt iets over het muzikale aspekt en de instrumentatie van het stuk. Het gaat namelijk over een olifant, die even ergens loopt en nadenkt en wordt uitgevoerd door basklarinet en orgel, in feite twee blaasinstrumenten.
Bass Clarinet Solitude van Joji Yuasa werd in eerste instantie geschreven voor klarinet als eerbetoon aan de Japanse componist Yoshiro Irino. De bewerking voor basklarinet is van de hand van Sparnaay en stelt hoge eisen aan de uitvoerende: verschillende tonen klinken tegelijk, dubbele trillers enzovoort. Het stuk maakt gebruik van de twaalftoonreeks die Irino in Japan introduceerde. In het middengedeelte van het stuk klinken dubbele flageolettonen als een koraal ter ere van de overleden componist.
Ook Estudio van Ignacio Baca-Lobera werd voor Duo Levent geschreven. De componist, afkomstig uit Mexico, laat zich bij het schrijven van zijn stukken inspireren door de afstand tussen instrumenten, dus in hoeverre ze op elkaar lijken of juist van elkaar verschillen. De noten van het werk bieden de uitvoerenden veel flexibiliteit, waardoor de afstand tussen de instrumenten op allerlei manieren kan worden gevarieerd. Baca-Lobera hoopt dan ook dat elke uitvoering van zijn muziek steeds iets anders klinkt.
Reliëf van Ton Bruynèl is geschreven voor orgel en tape. Terwijl de organiste, geholpen door een assistant, speelt, klinkt er via luidsprekers een witte ruis, met alle frequenties die het menselijk oor kan waarnemen. De ruis is opgenomen door een snaar te laten trillen en de trilling weer op te vangen. De drie delen van het stuk - inleiding, uiteenzetting van het materiaal en een combinatie van beide - lopen zonder onderbreking in elkaar over. De titel verwijst naar de manier waarop zowel de compositie als een reliëf bestaan uit soms ruwe vormen.
Con toda el alma van Roderik de Man werd gecomponeerd met financiële steun van het Fonds voor de Scheppende Toonkunst en werd speciaal geschreven voor Silvia en Harry Sparnaay. De titel, die vrij vertaald: van ganser harte betekent, heeft betrekking op de waardering en vriendschappelijke gevoelens die de componist koestert voor deze buitengewone musici. Het stuk wordt opgebouwd vanuit het laagste register van de basklarinet, de bespeler ervan blijft de eerste 6 maten uit het zicht en maakt hierdoor als het ware deel uit van de orgelregisters.

Basklarinet en Orgel zijn allebei instrumenten, die hun klank genereren met behulp van wind.
Omdat deze instrumenten zo goed bij elkaar passen, spreekt het voor zich dat Harry en Silvia ze bespelen.


Harry Sparnaay studeerde aan het Amsterdams Conservatorium bij Ru Otto. Nadat hij afgestudeerd was voor klarinet specialiseerde hij zich op de basklarinet en won de eerste prijs tijdens het Gaudeamus Concours, de eerste keer ooit, dat een basklarinettist deze belangrijke prijs won. Nu behoort hij tot wereld's belangrijkste basklarinettisten. Hij gaf concerten tijdens alle belangrijke festivals in de wereld zoals o.a. in Warschau, New York, Zagreb, Los Angeles, Holland Festival, Parijs, Athene, Huddersfield, Graz, Napels, Como, ISCM Festivals, Bourges, Saarbrücken, Royan en Houston.


In het beiaardconcert (aanvang 14.30) worden de volgende werken uitgevoerd:
Wim Franken (geb. 1922)
Polyritmische Studie (1967)
Klockedans (1975)
Romantische Suite (1964)
voorspel
elegie
valse lente
tussenspel
moto perpetuo

Kurt Weill (1900-1950)
Die Moritat von Mackie Messer
Das Lied von der Unzulänglich-
keit menschlichen Strebens
uit: Dreigroschenoper

Jacques Maassen (geb. 1947)
Prelude (1987)
Reflexies (1975)
Patterns IV(1991)
Fanfare (2000)

Astor Piazzolla (1921-1992)
Tango Choc
Se Termino

?



Website: http://www.harrysparnaay.info

 

Top


 


zondag 8 juni 2003 15.30 uur - Nicolaïkerk


zondag 8 juni 2003
15.30 uur - Nicolaïkerk

The Gents - Nederlandsche Meesters

o.l.v. Peter Dijkstra

Arie Abbenes - beiaard

    Ton de Leeuw
    Bart Visman
    Daan Manneke
    Marijn Simons
    Nicolas Gombert
    Josquin Desprez

In dit concertprogramma zetten The Gents twee Nederlandse componistengeneraties tegenover elkaar: de 20e-eeuwse school welke hier begint bij Ton de Leeuw, en via Daan Manneke uitmondt in Marijn Simons en Bart Visman, en de 15e en 16e eeuwse Nederlands/vlaamse school met o.a. Josquin des Prez en Nicolas Gombert.

Overal en door de hele muziekgeschiedenis zijn veel van dit soort scholen te vinden: van de Notre Dame-school in de 13e eeuw in Parijs met componisten als Perotinus en Leoninus, tot de Mannheimer Schule met o.a. Stamitz en Richter in de 18e eeuw en de 2e Weense School in de 20e eeuw met componisten als Schoenberg, Berg en Webern. Jonge, ambitieuze, leergierige studenten gingen in de leer bij een componist wiens naams reeds gevestigd was, om zichzelf zo te vervolmaken in de kunst van het componeren.
Josquin des Prez leefde ongeveer van 1445 tot 1521. Reeds tijdens zijn leven werden Josquins composities door veel componisten en theoretici beschouwd als grootse voorbeelden op het gebied van muzikale compositie. Hij werd als een absolute meester beschouwd op het gebied van de muzikale vorm en expressie. Met een minimum aan muzikale middelen wist hij maximaal effect te bereiken. Maarten Luther zei over hem: Josquin is meester over de noten en hij laat ze uitdrukken wat hij wil; andere componisten echter moeten vaak doen wat de noten hun dicteren.
Zelfs nog tijdens zijn leven werd zijn muziek door geheel West-Europa verspreid, iets wat in de 15e eeuw bijzonder mag heten. Hierdoor groeide zijn bekendheid en daarmee nam ook zijn invloed toe. Zijn tijdgenoten in de Lage Landen, zoals Nicolas Gombert en Adriaan Willaert, tonen in hun vroege composities grote invloeden van Josquin.
Het motet Domine, Dominus noster is een loflied over de schepping, en sluit qua monumentaliteit aan bij de tekst: Josquin kiest voor een 5-stemmige structuur met 4 vrije stemmen en een cantusfirmus bestaande uit 8 noten. Deze komt vijf keer tot klinken.

Gomberts motet Regina Caeli is 12-stemmig en is een lied voor Hemelvaart:
Koningin des Hemels, wees verheugd, Halleluja
Want hij, die jij gebaard hebt is opgestaan, zoals hij beloofde.
Bid voor ons tot God, Halleluja
Opvallend voor Gomberts stijl is het gebruik van een lage, diepe sonoriteit. In deze veelstemmigheid overheersen de lagere mannenstemmen. Verder maakt hij gebruik van een overlappende imitatietechniek, waarin elke nieuwe imitatie begint, voordat de andere ophoud.
Dit resulteert uiteindelijk in een constante, vloeiende beweging.

Ton de Leeuw geldt als een van de belangrijkste naoorlogse Nederlandse componisten. Geboren in 1926, leefde hij in een tijd waarin de muzikale ontwikkelingen zich in een sneltreinvaart opvolgden. Hij kwam in aanraking met de muziek van Messiaen, bij wie hij ook studeerde, en bezocht Darmstadt in 1953, waar zijn belangstelling voor Webern en het serialisme werd aangewakkerd. Intussen was hij ook al gefascineerd geraakt door niet-westerse muziek, waarmee hij kennismaakte tijdens zijn studie bij etnomusicoloog Jaap Kunst, aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn compositie Cloudy forms is een modern, experimenteel koorwerk uit 1971, waarin met allerlei nieuwe technieken wordt geëxperimenteerd: clustertechnieken, waarbij een opeenstapeling van naast elkaar liggende tonen tegelijkertijd klinkt, spreektechnieken, en micropolyfonie.
Van 1959 tot 1986 was hij docent compositie en elektronische muziek aan het Amsterdamse Conservatorium, waar hij veel componisten opleidde, onder wie Tristan Keuris, Bernard van Beurden en Daan Manneke.

In het werk van Daan Manneke staat de vocale muziek centraal. Net als bij Ton de Leeuw is veel van zijn muziek voor koor gedacht, dit resulteert vaak in een bijna tonaal aandoende cantabiliteit. In de Lecons de Ténèbres speelt ook de muzikale ruimte een belangrijke rol. Net als in Regina Caeli van Nicolas Gombert blijkt hier Mannekes voorliefde voor lage sonoriteiten. Deze werken zijn vrijwel alleen geschikt voor sterk resonerende akoestieken.
In de gebruikte tekst staat de kathedraal centraal, symbool van goddelijke harmonie en ook symbool van het geloof: het bouwwerk is geconstrueerd in perfecte symmetrie, maar wordt bedreigd door invloeden van buitenaf. De interne ruimte wordt verstoord door menselijke invloed. Uiteindelijk overheerst echter een positief en stralend beeld, waarin de kerk als religieus symbool tot het hart van de mensen zal doordringen.
Daan Manneke volgde Ton de Leeuw in 1986 op als docent compositie aan het Amsterdamse Conservatorium. Als docent leidde hij o.a. Marijn Simons op, wiens compositie City of the Soul vanmiddag als slot van dit concert te horen is. Marijn is een zeer jonge, getalenteerde componist, die ook als violist inmiddels internationaal furore maakt. Zijn muzikale stijl is tonaal te noemen, en roept associaties met een componist als Benjamin Britten.


In dit concert ook een nieuw werk van Bart Visman: New Heaven


Veruit de meeste mensen ’zijn’ religieus. Velen geloven wat zijhebben geleerd in hun jeugd, anderen passen in de loop van hun leven de beelden aan aan hun ervaringen, en vatten dat samen als ’ik geloof dat er iets is...’. Ondergetekende maakt deel uit van die tweede groep. Ik beschouw mijzelf als religieus mens zonder dat ik een instituut of een gebouw
behoef om dat te benoemen. En dat geldt waarschijnlijk voor de meeste
mensen, tegenwoordig.
Toen mij gevraagd werd een religieus werk te schrijven voor The Gents dacht ik dan ook dat ik geen moeite zou hebben een tekst te vinden die mij op sleeptouw zou nemen, aangezien voor mij ’religie’ een wijds begrip is, en er zeer veel mooie teksten zijn. Maar dat viel niet mee. Omdat ik de lezer niet nodeloos wil vermoeien met overwegingen omtrent de tekstkeuze, volsta ik ermee te zeggen dat ik er uiteindelijk achter kwam dat ik misschien het best zelf een tekst kon schrijven. Dat plan heb ik echter op de lange baan geschoven; schrijver, laat staan dichter, ben ik niet.
De oplossing voor het probleem bleek in een eerdere compositie van mij te liggen.

In 1998 werd mij gevraagd een kerstlied te componeren. Dat verzoek kwam rond 20 december, dus er was haast  geboden. In een vloek en een zucht (en in twee dagen en een nacht) maakte ik een cantate van zes minuten,  voor sopraan, blazers en contrabas, dat ik BURNING BABE heb genoemd. Dat ik zo snel kon werken kwam doordat ik een gedicht vond van Robert Southwell, dat zeer tot de verbeelding sprak: in de kou van hartje winter voelt de dichter plots een warme gloed, en op zoek naar het haardvuur dat hem verwarmt vindt hij het babytje Jezus, in vlammen gehuld, snikkend. Door zijn tranen heen verkondigt hij zijn naderende dood aan het kruis, maar eerst is het kerstmis.De afwisseling van gruwelijk en lief, van de huilende zuigeling en de stervende dertiger ontroerde mij zeer. Diezelfde contrasten bleken ook in een ander gedicht van Southwell voor te komen: in NEW HEAVEN. Dit keer gaat het om het beeld van een klein, hongerig ventje in een lawaaiige stal, dat drinkt aan de borst van zijn moeder, en van wie de dichter ons leert dat wij hem al kenden:
                       The same you saw in heavenly seat,
                       Is he that now sucks Mary’s teat.

Het gedicht van Southwell wordt niet integraal gebruikt. Ik gaf er de voorkeur aan het militante jochie van de tweede helft van het gedicht buiten beschouwing te laten. Wel is het gehele stuk door ook een Latijnse tekst te horen, namelijk de eerste vier regels van ’O glosiosa virginum’, een Maria lofzang. Ook hier treft men de schijnbare tegenstelling aan:

                        ??????????????? Gij voedt hem, die u geschapen heeft,

Als een klein kind

Het grootste en het kleinste. Het uitzonderlijke en het alledaagse. Het
’hoge’ en het ’lage’. De schepper en de schepping. Ze zijn,geloof ik,
een.



Bart Visman

In het beiaardconcert (aanvang 14.30) worden de volgende werken uitgevoerd:
Louis Andriessen (geb 1939)
De toren (verkorte versie)

John Jenkins (1592-1678)
Lady Katherine Andly’s Bells

Daan Manneke (geb. 1939)
Pentatone vogels boven de stad
Plein vol accoorden
(uit: ?Er vallen stukken?)

Josquin Desprez (1455?-1521)
Fors seulement
Stabat Mater

Guus Jansen (geb. 1951)
Dik en Dun

Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621)
Echo fantasia

Website: http://www.thegents.nl

 



 

Top


 


zaterdag 21 juni 2003 24.00 uur - Nicolaïkerk


zaterdag 21 juni 2003
24.00 uur - Nicolaïkerk

Extra concert Museumnacht


Ensemble Gending


    Werken voor Gamelan

In het holst van de 3e Utrechtse Museumnacht openen de deuren van de Nicolaïkerk voor een tropische ervaring. De kerk vormt het sfeervolle decor voor de presentatie van de nieuwe Gamelan van Utrecht. Het instrument is onlangs verworven voor de Hogeschool voor de Kunsten, afdeling muziek, en zal feestelijk worden ingewijd door Ensemble Gending onder leiding van Jurrien Sligter. Samen met studenten van de Hogeschool verzorgen zij een programma met traditionele Javaanse muziek, maar ook met hedendaags werk rond de gamelan, onder meer van Willem Breuker. Tussen de stukken door waant u zich in een exotisch land door een soundscape, verzorgd door de studenten van de HKU.


Maar er gebeurt meer tijdens de Museumnacht. Van 21.00 tot 02.00 openen de musea hun deuren voor een avond en een nacht vol verleiding, griezelen en dansen.



Programma


Een Gamelan voor Utrecht



Een co-productie van de Stichting Culturele Evenementen Nicolaikerk, de HKU en Ensemble Gending,
in het kader van de MuseumNacht



1.
Ladrang Wiludyeng - traditionele welkomstmuziek uit Java.

Resultaat van een master-class aan de Faculteit Muziek van de HKU o.l.v. Joko Susilo, beroemde dhalang (wayang-speler) uit Indonesië.

Uivoerenden: studenten van de opleiding Docent Muziek.

2.
Inwijding en naamgeving van de nieuwe Gamelan.

3.
Sonata da Camera, (1999)
geschreven door de Nederlandse componist Klaus Kuiper

Uitvoerenden: Ensemble Gending o.l.v. Jurrien Sligter

Spelers:
- Jolanda de Heus
- Robbert v. Hulzen
- Klaus Kuiper
- Rob v.d. Poel
- Michel Ponsioen
- Renske Spek
- Hans Witteman
- Hans v. Zijp


4.
Lancaran Singo Nebah (’boze leeuw’) - traditionele muziek uit Java.

Resultaat van een master-class aan de Faculteit Muziek van de HKU o.l.v. Joko Susilo, beroemde dhalang (wayang-speler) uit Indonesië.

Uivoerenden: studenten van de opleiding Docent Muziek.


5.
Soekarno Blues (1999)
geschreven door de Nederlandse componist Willem Breuker.

Uitvoerenden: Ensemble Gending o.l.v. Jurrien Sligter

Solisten:
- Roos Faas, vocals
- Colijn Buis, piano

6.
Ghending
geschreven door de Deense componist Per N?rg?rd, bewerkt door Klaus Kuiper

Uitvoerenden: Ensemble Gending o.l.v. Jurrien Sligter


7.
herhaling van onderdelen uit bovenstaand programma

Website: http://www.museumnacht.nl

 



 

Bekijk de foto's van dit concert

Top


 


zondag 13 juli 2003 15.30 uur - Nicolaïkerk


zondag 13 juli 2003
15.30 uur - Nicolaïkerk

In memoriam Anton Heiller

Roman Summereder - orgel
Arie Abbenes - beiaard

    Georg Muffat (1653 - 1706)
    Toccata VII

    Johann Sebastian Bach (1685 - 1750)
    Fantasie und Fuge in g-moll BWV 532

    Anton Heiller (1923 - 1979)
    Ecce lignum crucis (1967)
    (Meditation über die gregorianische Antiphon)

    György Ligeti (geb. 1923)
    Etude Nr. 1 Harmo-nies (1967)

    Anton Heiller
    Fantasie super Salve Regina (1963)

Orgelconcert met de befaamde Oostenrijkse organist Roman Summereder.
Roman Summereder (geb. 1954) bezoekt de Utrechtse Nicolaïkerk voor een gevarieerd concert, gebruik makend van de mogelijkheden van zowel het Sweelinckorgel als het hoofdorgel. Summereder studeerde aan het Conservatorium van Wenen en geeft daar inmiddels zelf ook les. Daarnaast heeft hij een intensieve solocarrière en werkte hij met vele gerenommeerde dirigenten samen.
Het concert begint met muziek van Muffat, gespeeld op het Sweelinckorgel. Muffat is vooral bekend vanwege zijn instrumentale muziek en had een grote invloed op de Duitse muziek door zijn introductie van de Franse en
Italiaanse stijl.


Anton Heiller, de hoofdcomponist van dit concert, schreef vooral muziek voor de katholieke kerk en baseerde zich daarbij graag op gregoriaanse melodieën. Zijn stijl kenmerkt zich door het gebruik van de twaalftoonstechniek en leverde hem vele onderscheidingen op. De beiaardbespeling voorafgaand aan het concert sluit overigens aan bij het gebruik van gregoriaanse melodieën in hedendaagse muziek.
Ligeti is een van de belangrijkste componisten van deze tijd. Hij liet zich inspireren door een enorme variëteit aan muziekstijlen en tradities en produceerde een tamelijk breed oeuvre voor allerlei bezettingen. De etude die Summereder speelt is er een uit een set van twee.


In het beiaardconcert (aanvang 14.30) beiaardcomposities gebaseerd op gregoriaanse thema’s 1970-2000:

Chris Dubois
Ave Maris Stella
partita voor beiaard

Frans Haagen
Meditation super
Pange Lingua

Matthieu Dijker (geb. 1927)
Variatione sopra
Te lucis ante Terminum

Albert de Klerk (1917-1998)
Ciacona en fuga
O fillii et filliae

Carl van Eijndhoven
Hymnus Urbs Beata Jerusa-lem

Jaap Dragt
Fantasia con corale
Te lucis ante Terminum

 



 

Top


 


zondag 3 augustus 2003 15.30 uur - Nicolaïkerk


zondag 3 augustus 2003
15.30 uur - Nicolaïkerk

50 jaar Sweelinck-orgel

Maria Rosenmöller - sopraan
Stephen Taylor - orgel

    Siegfried Reda (1916 - 1968)
    Veni redemptor gentium (Hommage à Tunder, 1945)
    Geistliches Konzert (1940)

    Anton Heiller (1923 - 1979)
    Ave Maria (ca. 1947)

    Johann Nepomuk David (1895 - 1977)
    Kleine Partita über zwei Weihnachtslieder (1932)

    Helmut Borneveld (1906 - 1990)
    Nun singet und seit froh (1950)

    Ernst Pepping (1901 - 1981)
    Nun singet und seit froh (1957)

    Siegfried Reda
    Aus meines Herzens Grunde (1946)

    Helmut Borneveld
    Aus meines Herzens Grunde (1944)

    Hugo Distler (1908 - 1942)
    Christ, der du bist der helle Tag (1935-8)

    Hans Friedrich Micheelsen (1910 - 1973)
    Orgelkonzert in a-moll (werk 29, 1947)

    Hugo Distler
    Freuet euch in dem Herrn allerwege
    (uit: Geistliche Konzerte, 1937)

Lang leve het Sweelinckorgel!


Ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van het Sweelinck orgel zal deze middag een cd worden gepresenteerd; het concertprogramma (met uitzondering van Distlers Freuet euch) geeft hiervan een voorproefje.


De bouw van instrumenten als het Sweelinckorgel moet gezien worden in het licht van de hernieuwde belangstelling voor ’oude muziek’ die begon in de negentiende eeuw. Uitvoeringen van bijvoorbeeld Bachs Mattheuspassie brachten destijds het probleem met zich mee dat men niet meer beschikte over instrumenten zoals de viola da gamba en clavecimbel (om te zwijgen over de bijbehorende spelers!). Toen in de vroege twintigste eeuw Albert Schweitzer aandacht vroeg voor de orgelwerken van Bach besefte men eveneens dat de vroeg twintigste-eeuwse orgels ontoereikend waren om zijn werken te vertolken. Er begon een lange zoektocht naar de principes van de ’klassieke’ orgels van de zeventiende en achtiende eeuw, en het is binnen deze zoektocht dat de bouw van het Sweelinckorgel geplaatst moet worden. Men was bezig ’oude muziek’ te herontdekken - de opwinding was groot, eveneens de verleiding om markante nieuwe instrumenten van een passend etiket te voorzien: het zogenaamde Praetoriusorgel, gebouwd in Freiburg in 1921 in een eerste poging om het klankbeeld van het barokorgel te reconstrueren, ontleende zijn naam aan een studie over instrumentenbouw van Michael Praetorius, geschreven in 1619. Het lag enigszins voor de hand dat het allereerste orgel in Nederland van de Deense orgelbouwer Marcussen vernoemd zou worden naar onze grote orgelcomponist. In 1953 was het Sweelinckorgel hét instrument om zijn werken te vertolken.
De ontwikkelingen zijn echter verder gegaan en anno 2003 spelen we liever de werken van Sweelinck op een orgel in middentoonstemming met een klankbeeld dat wezenlijk verschilt van wat men in 1953 voor ogen had. De betekenis van het Sweelinckorgel is geenszins minder om geworden. Samen met het drie jaar later gebouwde hoofdorgel van de Nicolaïkerk gaf het destijds een enorme impuls aan orgelbouwers en organisten, waardoor beide ambachten kwamen tot een nieuwe en broodnodige bloei.
De kracht van deze renaissance van orgelbouw en orgelspel was dusdanig sterk dat hedendaagse componisten geïnspireerd werden om een nieuwe muziek voor deze nieuwe instrumenten te schrijven. Zo ontstond in de twintigste eeuw een neoclassicisme in orgelmuziek zoals dat zich al na 1920 in de concertzaal manifesteerde in werken van bijvoorbeeld Strawinsky en Bartók. Er was dus sprake van een hedendaagse muziek - van componisten als Hindemith, Pepping, Distler, Borneveld, Micheelsen en Reda - voor een hedendaagse instrument. Alhoewel deze samenhang in vroegere eeuwen een vanzelfsprekendheid was, heeft het zich niet meer gemanifesteerd op het gebied van het orgel sinds het midden van de twintigste eeuw.


Vanuit deze achtergrond ontstond de gedachte om een opname te maken met uitsluitend ’moderne’ muziek voor dit ’moderne’ orgel. De neoclassicistische componisten lieten zich inspireren door ’klassieke’ vormen als praeludium, fuga, sonate en concerto, technieken als contrapunt, kanon en ostinato, waarbij het Lutherse koraal een bijna onuitputtelijke schatkamer vormde waarop zij hun figuratietechniek los konden laten zoals hun illustere voorgangers dat gedaan hadden in de zeventiende en achtiende eeuw. In een eigentijds harmonisch idioom, meestal nog geworteld in de tonaliteit maar soms op zoek naar bevrijding via de twaalftoonstechniek, ontstond een polyfoon idioom waarin helderheid, kleur en ritmische energie de boventoon voerden, geschreven voor orgels die precies deze zelfde kenmerken droegen.


Deze zondag geen speciale beiaardbespeling. Wèl de wekelijkse bespeling van 14-15 u. De kerk is open vanaf 14.00 uur, zodat u alvast met uw kaartje het Centraal Museum kunt bezoeken.

 



 

Top


 


zondag 31 augustus 2003 15.30 uur - Nicolaïkerk


zondag 31 augustus 2003
15.30 uur - Nicolaïkerk

Mistica y Ritual


Musica Temprana


Orlanda Velez Isidro - sopraan
Regine Albanez - barokgitaar
Sarah Walder - viola da gamba
Gabriel Aguilera Valde benito - tenor, charango renaissancegitaar, kena, zampo?a, slagwerk
Adrián Rodríguez Van der Spoel - tenor, barok en renaissancegitaar, slagwerk en leiding

Arie Abbenes - beiaard

    Juan de Herrera (Colombia, ca.1670-Colombia, 1738)

    A la fuente de bienes

    Gaspar Sanz
    (Aragón, ca.1650-begin 18de eeuw)

    Jacaras

    Juan de Herrera

    De la alta providencia

    Juan de Araujo
    (Spanje,1646-Bolivia 1712)

    Avecillas sonoras

    Gaspar Sanz

    Canarios

    Traditionele dans
    (Argentinië-eind 19de eeuw)

    Malambo

    Juan de Araujo

    Recordad jilguerillos

    Codex Zuola

    Entre dos alamos verdes

    Yo se que no ha de ganar

    Codex Moxos
    (Bolivia, 18de eeuw)

    Hoy es la función

    Gaspar Sanz

    Zarabanda Francesa

    Tarantella

    Codex Trujillo
    (Perú, ca 1770)

    Tonada El Chimo

    Lanchas para bailar

    Tonada El Congo

    Anoniem
    (Perú, 17de eeuw)

    Caravi?as saon

    Codex Trujillo

    Cachua Dennos licencia

De traditionele muziek in Zuidamerika kent niet alleen de erfenis van de inheemse bevolking en de Spanjaarden, maar ook van de Afrikanen die als slaven naar de Nieuwe Wereld zijn gebracht. Mystiek van monniken, pantheïsme van indianen, rituelen als orgiën en offeringen werden ineens met elkaar geconfronteerd.

Al vanaf de Katholieke Koningen in de tijd van de ontdekking (1492) maar vooral vanaf Philips II (eind 16e eeuw)? was Spanje de belangerijkste vertegenwoordiger van de mystiek: dit is duidelijk in de literatuur (Juan de la Cruz) en in de schilder kunst (Zurbarán). De communie tussen de mens en God werd obsessief en extreem, het werd vertaald in ingewikkeld taalgebruik en in beelden van monniken in extase. De teksten in de muziek kenden ook een lichte voorkeur voor het? Franciscaanse beeld van een vogel (de natuurlijke zanger) die een boodschap van de Godheid spreekt (Avecillas sonoras, Recordad jilguerillos) of het gebruiken van voorbeelden van deugden van Heiligen (De la alta providencia), soms op een extreem ingewikkelde manier vertolkt. Hoe gaat deze cultuur botsen met het paganisme van indianen en Afrikanen? De kerk moest ze evangeliseren, en dat bleek alleen mogelijk te zijn niet door de rituelen en gewoontes te vervangen, maar door deze aan te passen aan de katholieke regels. Toch, tussen de de regels door, kunnen we nog proeven wat voor manieren en visies op het bestaan achter de verschillende volken zijn gebleven.
Indianen en Afrikanen hebben zich de Spaanse muziek eigen gemaakt, ze hebben deze geleerd, vertaald, de Afrikanen hebben de sarabanda gedanst op een obscene manier (tegenwoordig kunnen we een voorbeeld van deze ’obsceniteit’ vinden in de manier waarop de Cubaanse salsa gedanst wordt). In dit repertoire is de oorspronkelijke materie duidelijk Spaans (driedelige ritmiek, het gebruik van harmonie, de Spaanse taal en de mystiek, namen als Tonada, de muziek notatie, de meeste instrumenten). Het Latijnsamerikaanse karakter is toch duidelijk te onderscheiden. De instrumenten hebben in de Nieuwe Wereld een eigen ontwikkeling doorgemaakt: alle soorten tokkelinstrumenten veranderen en vermenigvuldigen zich, de harmonie wordt armer maar de instrumenten worden op een bijzondere virtuose manier bespeeld, de indiaanse en Afrikaanse instrumenten doen mee in de kleine ensembles, de manier van zingen en het accentueren van woorden krijgen een eigen karakteristiek.

Mystiek en ritueel, geloof en bijgeloof worden één. De Zon en God zitten niet in het zelfde lijn, ze zijn één: God is de Zon, en de Zon is God.

Adrián Rodríguez Van der Spoel, 2003


In het beiaardconcert (aanvang 14.30) wordt aandacht besteed aan composities van Jezuïeten in Europa en daarbuiten. De orde van de Jezuïeten speelde een belangrijke rol bij de introductie van de Europese muziek in Zuid Amerika . In dit beiaardprogramma de volgende werken:

Marc-Antoine Charpentier
(1643-1704)
Pour le sacre d’un évèque
Ouverture pendant qu’il s’abille
Offerande pour un sacre

Traditioneel (China)
Twee versies van Shanpo yang: bew. Jean J. Amiot 18e eeuw
versie van de stad Wuxi
?Twee versies van Liu ye ging:
bew. van Le Halde
versie taoïsten uit Shanghai

Marc-Antoine Charpentier
Salve Regina des Jésuites

Giacomo Carissimi (1605-1674)
Scrivete, occhi dolente (cantate)

Domenico Zipoli (1688-1726)
Suite I
preludio largo
corrente allegro
aria largo
gavotta allegro

 



 

Top


 


zondag 7 september 2003 11.45 uur - Nicolaïkerk


zondag 7 september 2003
11.45 uur - Nicolaïkerk

Bach Cantateconcert


Capella di San Pietro


o.l.v. Daniël Reuss

Arie Abbenes - beiaard

    Johann Sebastian Bach (1685 - 1750)

    Wachet auf, ruft uns die Stimme BWV 140
    (tijdens kerkdienst om 10.00 uur)

    Meine Seel erhebt den Herren BWV 10
    (ná de dienst rond 11.45 uur)

Traditioneel worden de Zomerconcerten afgesloten met cantates van J.S. Bach.
Let op: aanvang concert 11.45, beiaardconcert om 12.15. Vrij Toegang. Voorafgaand speelt de beiaardier stukken gebaseerd op liederen uit de kerkdienst.
Het concert wordt vooraf gegaan door een kerkdienst (aanvang 10.00 uur) waarin ook een cantate van Bach wordt uitgevoerd.


De cantate Meine Seel erhebt den Herren voor O.L.V. visitatie klonk voor het eerst op 2 juli 1724 en behoort tot de tweede jaargang cantates die Bach als Thomascantor in Leipzig schreef.Voor zijn tweede jaargang cantates in Leipzig stelde Bach zich een bijzondere opgave, die bovendien het teruggrijpen naar eerdere composities vrijwel onmogelijk maakte. Als uitgangspunt voor deze cantates koos hij oude lutherse kerkliederen, passend bij de zondag van het kerkelijk jaar. Het grondplan van deze zogenaamde koraalcantates is steeds hetzelfde: de eerste en laatste strofe van het koraal zijn onveranderd overgenomen als openingskoor respectievelijk slotkoraal, de tussenliggende strofen zijn zeer vrij omgedicht tot recitatieven en aria?s.Onder Bachs koraalcantates neemt de cantate Meine Seel erhebt den Herren een bijzondere plaats in: aan deze cantate ligt niet een luthers kerklied, maar een gregoriaanse koraalmelodie ten grondslag, die van de negende psalmtoon (de tonus peregrinus).De lofzang van Maria (Lucas 1, 46-55) is van oudsher bestanddeel van de vesperliturgie en werd in Bachs tijd in Leipzig tijdens de vesperdiensten in het Duits (duitstalig) gezongen op de melodie van de negende psalmtoon in een vierstemmige zetting van Johann Hermann Schein. Voor het feest van O.L.V. visitatie is deze tekst, het Magnificat, tevens evangelielezing. Het lag daarom voor de hand deze lofzang tot uitgangspunt voor de koraalcantate voor deze dag te nemen. De onbekende tekstredacteur heeft de verzen 46-48 (openingskoor), 54 (duet) en de gebruikelijke lofprijzing op de drieëenheid (slotkoraal) woordelijk overgenomen en de overige verzen vrij tot aria?s en recitatieven omgedicht. Daarbij werden naar barok gebruik verschillende toespelingen op andere bijbelpassages ingevlochten.In de delen waarin de tekst onveranderd is overgenomen klinkt ook de melodie van de negende psalmtoon. In het openingskoor klinkt de cantus firmus tweemaal: eenmaal gezongen door de sopranen en vervolgens eenmaal door de alten, telkens versterkt door de trompet. In het duet wordt de cantus firmus instrumentaal voorgedragen. Bach heeft dit deel later als orgeltranscriptie (BWV 648) in de zogenaamde Schübler-koralen opgenomen. In het slotkoraal klinkt de melodie van de negende psalmtoon nogmaals als cantus firmus.
Dit werk zal worden uitgevoerd in plaats van de eerder aangekondigde cantate Ich hab in Gottes Herz und Sinn (BWV 92)

De cantate Wachet auf, ruft uns die Stimme sluit nauw aan bij de lezingen voor de 27e zondag na Trinitatis. De eerste lezing uit de 1 Tess. 1-11 begint al zo: Het heeft geen zin, broeders, u te schrijven over tijd en uur. Gij weet zelf heel goed, dat de Dag des Heren komt als een dief in de nacht. Sterker nog, de gelovigen moeten elkaar voortdurend wakker houden, om zo op het laatste uur, ofwel de bruiloft met Christus, voorbereid te blijven. Die stemming spreekt sterk uit het eerste koraal van de cantate: Steht auf, die Lampen nehmt en Macht euch bereit zu der Hochzeit. De teksten van de overige delen zijn met name ontleend aan Matt. 25; 1-12 en het Hooglied.
Deze bekende cantate is trouwens in Bachs tijd nauwelijks uitgevoerd. Een 27e zondag na Trinitatis was een grote zeldzaamheid (Pasen moet dan vóór 27 maart vallen) en kwam tijdens Bachs leven maar twee keer voor. We weten daarom zeker dat het stuk in 1731 voor het eerst is gespeeld en is hernomen in 1742.
Aan de cantate Ich hab in Gottes Herz und Sinn ligt het gelijknamige twaalfstrofige lied van Paul Gerhard uit 1647 ten grondslag. De eerste en laatste strofe van dit lied zijn woordelijk overgenomen als openingskoor respectievelijk slotkoraal. Daarnaast zijn nog drie strofen woordelijk overgenomen; de resterende strofen zijn omgedicht tot aria’s en recitatieven. Het koraal wordt gezongen op de bekende melodie van Was mein Gott will, das g’scheh’ allzeit.
Aan de evangelielezing van zondag Septuagesimae (Mattheus 20,1-16, de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard) is de gedachte ontleend dat de mens zich moet voegen naar wat God hem - aan vreugde en smart - toedeelt.

Capella di San Pietro werd in 1993 opgericht en bestaat uit een groep van acht zangers en diverse instrumentalisten, naargelang het uit te voeren programma. De zangers nemen zowel koor- als solopartijen voor hun rekening. De meesten van hen zijn actief in ensembles als Collegium Vocale Gent, The Amsterdam Baroque Choir en De Nederlandse Bachvereniging. Het instrumentaal ensemble is enkelvoudig bezet en speelt op oude instrumenten of kopieën daarvan. De leden spelen in verschillende vooraanstaande barokorkesten.

Na de dienst en het cantate- concert is er nog meer Bach. Wees welkom in de tuin van het Centraal Museum voor het beiaardconcert (aanvang 12.15). De volgende werken worden uitgevoerd:
Johann Sebastian Bach (1685-1750)

Preludium, fuga en
allegro voor luit, BWV 998

Coro uit cantate Lobet Gott in
seinem Reichen BWV 11

Zes kleine Preludia
BWV 933-938

Duet Ein unbegreiflich Licht
(uit: cantate BWV 125)

Drie aria’s uit Notenbüchlein für
Anna Magdalena Bach
So oft ich meine Tobackspfeife
Bist du bei mir
Gedenke doch mein Geist
BWV 515, 508, 509

Sopraanaria en koraal
(uit: cantate BWV 92)

 



 

Top


 


zaterdag 8 november 2003 21.00 uur - Nicolaïkerk


zaterdag 8 november 2003
21.00 uur - Nicolaïkerk

Meer klanken uit één koor


kamerkoor Mnemosyne
o.l.v. Caroline Westgeest


Rene Berman - cello

Programma

Felix Mendelssohn-Bartholdy (1809-1847) - Kyrie en Sanctus voor Dubbelkoor
Francis Poulenc (1899-1963) - Quatre Prières de St. Francois d’ Assise voor MK
Paul Chihara (1938) - Magnificat voor VK
Marianne Verbrugge - Eternal Journey voor VK (1993)
Ilse van de Kasteelen (1957) - Lee Tide voor GK en lage strijkers
Felix Mendelssohn-Bartholdy - Adspice Domine voor MK, cello en contrabas
Kocsár Miklós (1933) - Libera Me voor VK
Franz Schubert (1797-1828) - Gesang der Geister über den Wassern voor MK en strijkers
Carlos Micháns (1950) - Tirthankara voor GK en cello
Felix Mendelssohn-Bartholdy - uit 6 Sprüche für achtstimmigen Chor, opus 79
- Am Neujahrstage
- Weihnachten

Kamerkoor Mnemosyne is een vocaal ensemble van circa dertig voornamelijk jonge zangers en zangeressen. Het koor werd in 1987 opgericht door Caroline Westgeest en staat sindsdien onder haar leiding.
Het koor streeft dikwijls naar niet-alledaagse programma's en zoekt graag de uitdaging en het avontuur. Inmiddels heeft Kamerkoor Mnemosyne zich een bijzondere plaats binnen de uitgebreide koorcultuur in Nederland weten te verwerven. De keuze om niet alleen de platgetreden paden te bewandelen resulteert in programma's met twintigste eeuwse en hedendaagse muziek van onder meer Rudolf Escher, Joep Straesser, Huub Kerstens en Carlos Micháns. . In januari 2000 voerde het koor tijdens een bijzonder project, waarin de tango centraal stond, eerder een opdrachtsstuk van Carlos Micháns uit: Dos Tangos voor Koor en Tango-orkest.

Gedurende dit project heeft Kamerkoor Mnemosyne andere wegen bewandeld. Er vonden voor het merendeel gesplitste repetities plaats voor vrouwen en mannen. Zo kwamen de koorleden aan bijzonder repertoire toe, waar je normaliter niet snel mee in aanraking komt binnen een kamerkoor.
Het uiteindelijke resultaat levert een zeer afwisselend klankkleurenpalet op met composities voor Vrouwenkoor, mannenkoor en 4-8 stemmig gemengd koor en dubbelkoor, deels a cappella en deels met begeleiding van strijkers.
Met een grote geografische en chronologische spreiding, van USA tot Hongarije, maar ook van eigen bodem, en van begin 19e eeuw tot begin 21e eeuw.
Een bewuste keus binnen dit programma werd gemaakt voor de composities van Mendelssohn voor gemengd koor. Naast hedendaagse avonturen heeft Mnemosyne veel affiniteit met de Romantiek.
Daar waar vrouwen en mannen elkaar weer tegenkwamen was het een groot genoegen om aan de koorklank te werken met deze juweeltjes voor 8-stemmig koor en dubbelkoor.

 



 

Top


 


zaterdag 13 december 2003 21.00 uur - Nicolaïkerk


zaterdag 13 december 2003
21.00 uur - Nicolaïkerk

De Tonen van de Tekst


Asko Kamerkoor


Programma

Jos Kunst (1936-1996) - Gezicht op de tweede zee
Luigi Nono (1924-1990) - Sarà dolce tacere
Fabio Nieder (1957) - Im Kopf
Emmanuel Nu?es (1941) - Minnesang

Liefdeslyriek voor stemmen en synthetische klanken

Het Asko Kamerkoor richt zich op de uitvoering van kamerkoorwerken uit de twintigste en eenentwintigste eeuw. Het kamerkoor zoekt gericht naar werken die actueel en grensverleggend zijn en uiteraard artistiek op hoog niveau staan. Het koor werd in 1978 opgericht en staat sinds die tijd onder leiding van Jos Leussink.
Door een geheel eigen, unieke plaats die het Asko Kamerkoor heeft in het Nederlandse muziekleven heeft het kamerkoor haar enthousiasme voor de hedendaagse muziek aan menig zanger kunnen overdragen. Het is het enige kamerkoor op semi-professioneel niveau dat uitsluitend eigentijdse muziek programmeert. Daarmee is het Asko Kamer-koor een belangrijke schakel tussen hedendaagse componisten en het publiek en vervult het een voortrekkersrol in de muziekpraktijk.
De titel van dit concert heeft betrekking op de unieke tekstbehandeling van de componisten van wie werken zijn geprogrammeerd. Tekst (of onderdelen daarvan) worden als muzikaal element beschouwd die geintegreerd worden in de muzikale structuur. Voorwaarde is dat het muzikale idioom een dergelijk nieuw element in zich kan opnemen. Deze componisten voldoen aan die voorwaarde; hun koormuziek staat geheel open om het avontuur aan te gaan, waarbij hun muziek wordt verrijkt met de klanken van woorden, dat wil zeggen zowel de ruis- als de 'vocale' geluiden daarvan. Er blijkt een samenhang te bestaan tussen deze uitgebreide, gedifferentieerde stemtechnieken en gedifferentieerde bezettingen: alle werken zijn gezet voor solistisch bezet kamerkoor.

Jos Kunst (1936-1996) componeerde Gezicht op de tweede zee in de eerste helft van de zestiger jaren op de cyclus Een winter aan zee van Adriaan Roland Holst. Dynamiek en melodie ontrekken zich aan iedere voor de hand liggende retorische benadering. Ze blijken een volstrekt autonoom onderdeel van een streng en compact muzikaal discours dat zijn eigen wetten kent en dat niettemin leidt tot een verhevigde werking van de gezongen tekst. (Dit werk is een première.)

Eenzelfde benadering vinden we in Sarà dolce tacere van Luigi Nono (1924-1990). De tekst van Cesare Pavese knipt hij in de kleinste onderdelen om die afzonderlijk toe te wijzen aan een of meer van de acht stemmen. Paradoxaal is de minutieuze ritmiek waarom hij vraagt. Die wordt tegelijk verdoezeld door voortdurende tempoveranderingen. Het draagt bij tot het abstraheren van de tekst die eerder om zijn betekenis dan om zijn verstaanbaarheid wordt gezongen.

Fabio Nieder (1957) schreef Im Kopf (1994/1999) - voor vijf vocalisten en vier buisklokken - op een tekst van de Duitse mysticus Jakob Böhme. Hier is dynamiek niet zozeer een onderdeel van de muzikale structuur (zoals bij Kunst en Nono), maar in de eerste plaats dienstbaar aan een lyrisch dramatische retoriek die, hoe abstract soms ook, in de fijnste nuances van melodie, ritme, klankkleur en zingmanieren is vastgelegd.

Ook Emmanuel Nu?es (1941) koos een tekst van Jakob Böhme, die hij in Minnesang (1976) zette voor 12 stemmen, die paarsgewijs in de ruimte staan opgesteld. Zingen wordt gecombineerd met spreken. Dit laatste doen de vocalisten niet alsof ze reciteren voor een publiek, maar meer alsof ze voor zichzelf hardop lezen. Het levert een extra klanklaag op die contrasteert met de gezongen tekst, aanvankelijk in E groot, en die geleidelijk complexer wordt van samenklank. Onnodig te zeggen dat hij de ruimtelijke opstelling van de zangers ten volle benut, aldus een extra dimensie toevoegend aan dit monumentale werk.

 



 

Top


[Home]